Historie van de Oldijk - Ezinge

1658 - 1698 Claes Harmens

Meier Claes Harmens kwam op Oldijk 10 voor 1657, zoals in de vorige episode valt te lezen. De weduwe van burgemeester Peter Isebrandts, Anna Drapers is dan de blote eigenaresse van Oldijk 10.

In 1659 komen we Claes Harmens tegen, als hij voormond wordt over de kinderen van Peter Clasens en Trijntien Wifers, die waarschijnlijk op de Zuiderweg woonden:

In saeken Weszel Hindricx verdaget hebbende Claes Harmens tot Eesinge om als voormunt ende Bartelt Gerrits met Evert Jacobs tot Hoochkerk om als sibbe en vremde vogeden an te sweren over Peter Clasens kinderen bij Trijntien Wifers geprocreert, Ged gehoort, hebben de selve al te samen elk de respective eedt gepraesteert en angesworen, twelk also in actis geteikent
HJK 888, Fol. 61v, Sabbati den 29 Januarij 1659

De volgende vermelding is ook leuk om weer te geven. We zien daar een meier Siabbe Eppens tot Barnwert, die op de Suttemaheert aan de Barnwerderweg (nr. 9) zat.
De codden zijn wat drassige landerijen in het oude stroomdal van de Kliefsloot tussen de Oldijk en de Barnwerderweg. Deze codden zijn eigendom van baron Goraski en in gebruik door de Claes Cost als meier. Goraski wil niet meer dat Siabbe Eppens met zijn wagen gebruik maakt van zijn landerijen. Jonkheer Johan Dominicus Clant verdedigt zijn meier Siabbe en stelde dat volgens een kaart (hadden we die maar) daar een uitweg was en dat er ook geen land zonder uitweg kan zijn. De weg werd ook altijd gebruikt door Hero Broersema. Maar helaas voor Siabbe Eppens was Anna Drapers, eigenaresse van Oldijk 10 er ook bij namens haar meier Claes Harmens en gaf aan dat de Jonkheer geen recht had om haar land (van Oldijk 10) te gebruiken. Uitspraak van de rechter is dat Clant eerst moet aangeven over welk land hij zijn uitrit wil hebben en dan zijn recht daarop moet bewijzen.

In saeken EE Goraski verdaget hebbende Siabbe Eppens tot Barnwert om sich voortan te enthouden over sijn Ed: landen aldaer de Codden genoemt so Claes Cost mett consorten gebruiken met de wagen over te varen tensij hij genoechsam hebbe bewesen daer toe gerechtiget te zijn. EE Jr Johan Dominicus Clant voor de Ged: als sijn meijer intervenierende sustineerde volgens caerte daer over een uijt te moeten hebben vermits ook geen landt sonder uijtwech can zijn en sulx te meer desse landen t samen een eigener voor desen gehadt te wieten EE Jr Hero Broersema en altijt t eene over t ander gebruickt is worden. Ende voorts Vr IJsebrants voor haer meijer Claes Harmens intervenierende negeerde mede dat Jr Clant geen recht om over haer landt te veren tenzij sijn EE sulkes dede bewisen angesien de alhijr geallegeerdt caerte en attestatien geen modus acquirendi possessionem. Uit spraak Clant moet aangeven over wiens land hij wil varen en zijn recht bewijsen.
HJK 894, Fol. 25v, Sabbati den 21 Januarij 1665

Baron Goraiski besloot in 1667 om “De Kodden”, 23 grazen groot en in drie percelen gelegen, openbaar te verkopen.
De zwetten van dit stuk land zijn interessant, namelijk Wijeke, de weduwe van Pieter Cornelis van Oldijk 5, ten noorden, Jan Jansen van Oldijk 8 ten oosten, Claes Harmens van Oldijk 10 ten zuiden.
Mogelijk zaten Roeleff Drewes en Jan Aljes op Hardeweer.

Stadtholder en hoofftmannen willen alhijr op t heeren wijnhuijs opentlick anden miestbiedende bij brandender keerszen uijtganck vercopen des EE heer Joannes Demetrius Goraiski Baron de Goraij drie en twintich grasen huisvrij lant de kodden genaemt in drie porchelen onder Oldehove gelegen en bij Claes Carst, Jan Gerrits en Jan Alberts meijerwijse gebruickt, jaerlix voor hondert en vier en tachtentich dall huir, alwaer Wijeke de weed: van Pieter Cornelis op de Oldedijck ten noorden, Jan Jansen ten oosten, Claes Harmens, Roeleff Drewes, Jan Aljes en EE Jr Asenge van Eeuwszum ten suiden en westen met een scharpe hoeck de wech angeswettet zijn, want dan voor een ijder gras van dese landen twie hondert en vijftich Car: gl is geboden te geven, welverstaende dat deselve op drie en twintich grasen gerekent en betaelt sullen worden, sonder de mate daer op te leggen, en dat de meijeren dit tegenwoordige en volgende jaer 1668 in t gebruick solen mogen continueren, en de cooper het coopschat in de tijt van drie maenden na der keersen uijtganck alhijr in rechts handen opbrengen en betalen sall
Van dese landen is noch bij de eerste noch twiede vercopenge geen verhoginge geschiet
HJK 1354, p. 415, Mercurij den 8 en 15 maij 1667

De pest
In de periode 1665 - 1667 heerste er een pestepidemie. Het is van sommige plaatsen in Groningen bekend dat daarbij ongeveer een derde deel van de bevolking het lootje legde. Het zal ook in Ezinge consequenties voor de bewoningsgeschiedenis gehad hebben.

Einde periode blote eigenaarschap Peter Isbrandts en Anna Draper
In 1668 overleed de weduwe van Peter Isbrands, Anna Draper. Op 20 augustus 1668 werden hun eigendommen door de familie verdeeld:

Daniel Alberti, drost der beiden Oldambten, mede namens zijn vrouw Taatke Isbrants, en mede namens Philips van Dam, legitimus tutor over zijn minderjarige kinderen bij vrouw Barbara Isbrandts, juffer Christina Isbrants, vrouw Susanna Isbrants, de heer Johan Isbrandts raadsheer der stad Groningen en vrouw Jeijtien Alberti, samen erfgenamen van de heer borgemester Peter Isbrandts, ter ener zijde, en Johan Draper, Gesien Draper, Roeleffien Roessinga bekledende de plaats van haar overleden moeder Geertruijt Draper, Berent Muller nomine uxoris en procuratie hebbende van de broer van Allert Draper, Gerco Joannis ecclesiastes Harlingensis nomine uxoris, Johan Ellercamp voor zich en, voormond over Johan Menolts en Fennetien Andries kinderen, de rato caverende voor zijn voogden Henric Mucerus en Menno Mennens, Jan Draper, Berent Muller en Jan Ellercamp, testamentaire curatoren over Siadde Ellercamps jongste zoon Leenart Alberts, geassisteerd door diens broer Jan Alberts, Arent en Siadde Andries voor zich, samen erfgenamen van vrouw Anna Drapers, ter andere zijde. Zij maken een erfscheiding van alle goederen door borgemester Peter Isbrants en vrouw Anna Drapers (gew.ehel.) nagelaten. Zij beloven zich te houden aan de transactie van 15 maart 1665 en de verdeling van de roerende goederen van de 15e april 1665.
Ten tweede verklaren zij, omdat de resterende vaste goederen ongedeeld zijn gebleven en zij het niet eens konden worden over de verdeling, zij hebben besloten alles in gelijke porties op te delen en het lot te laten beslissen.
De erfgenamen van borgemester Peter Isbrants is ten deel gevallen:
1e Een heerd land onder behuizinge, Suttema genaamd, met alle dependentie van dien, en het redgerrecht, van oudes heer naer den clauwen ommeganck daerop is geweest, groot 65 grazen, te Hardeweer onder de klokslag van Ezinge, en op 22 mei 1619 door wijlen Andries Jaspers bij de keerse getrocken en later door borgemester Peter Isbrandts en vrouw Anna Drapers ten dele gekocht en ten dele door erfenis verkegen.
2e 7¼ Grazen huisvrij land in een afgegraven stuk naast Suttema met een vrije in- en uitdrift naar de Hereweg, op 13 december 1650 door jonker Coppen tho Nanssum aan borgemester Peter Isbrants verpacht of verzet.
3e Tien grazen en 14 roeden huisvrij land te Barnwerd onder de klokslag van Oldehove, op 21 februari en 23 juli 1653 door de heren Jebbo Aldringa en Ivo Auwema bij de keerse gecofft, en later overgedragen aan borgemester Peter Isbrants en vrouw Anna Drapers...
- IIIx 49 fol.336v - 20 augustus 1668 –

Zoals te lezen is erfden de erfgenamen van Peter Isbrandts Suttumaheerd groot 65 grazen met nog 7 ¼ gras daarbij gelegen, in totaal dus 72 ¼ gras.
Uiteindelijk blijkt, dat Philips van Dam, die getrouwd was met Barbara Isbrandts, een dochter van Peter Isbrandt en Anna Draper, Suttumaheerd met de 72 ¼ gras in bezit kreeg.
Philips van Dam had samen met Barbara Isbrandts in ieder geval een dochter, Helena van Dam, die trouwde met Hieronimus Alberti. Zie verder episode “1698 - 1730 Jacob Clasen en Deeuwertien Jans”.

Uit een verkoopakte van 11 juni 1690 van Oldijk 8 blijkt, dat Claes Harmens dan nog op Oldijk 10 woont.
In deze akte werden de “zwetten” weergegeven:
“26 grasen tot Esinghe op de oldijck gelegen, onder de behuisinge beklemt en bij Trijne de wed. van Jan Janssen wordende gebruikt zoo jaarlijks tot huure geeft 78Cargls, waarvan Claas Jacobs als meier ten Noorden, Claes Tijmens als gebruiker ten oosten en Claes Harmens meierwijze ten Zuiden en ten Westen naasten zijn gezwettet”.

Uit de aangegeven zwetten blijkt dat Oldijk 8 hier ten noorden grenst aan de meier Claas Jacobs,dat moet Oldijk 5 zijn.
Ten oosten grensde Oldijk 8 aan meier Claes Tijmens, de schoonzoon van Claes Jacobs van Oldijk 5, dat was zeer waarschijnlijk Zuiderweg 3.
Ten zuiden en ten westen grensde Oldijk 8 toen volgens deze akte aan meier Claes Harmens, dat was dus Oldijk 10. Ten westen lag natuurlijk feitelijk de Oldijk zelf, maar die dijk was toen waarschijnlijk voor de helft eigendom van Oldijk 8 (oostkant) en voor de andere helft van Oldijk 10 (de westkant).
Vermoedelijk kocht in 1698 Jacob Clasen Oldijk 10, zoon van Claes Jacobs van Oldijk 5.

Na zo’n 40 jaar kwam er een einde aan het meierschap van Claes Harmens.

Volgende periode